1914-1940

Nederland neutraal

Tijdlijn militaire geschiedenis NIMH

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) bleef Nederland neutraal. Ondanks deze neutraliteit trof de oorlog Nederland behoorlijk, vooral in economisch opzicht. Het handelsverkeer werd erg bemoeilijkt en al snel ontstond er schaarste aan grondstoffen en voedingsmiddelen. In 1914 kreeg ons land te maken met ruim 1 miljoen Belgische vluchtelingen. Hiervan brachten ongeveer 100.000 de gehele oorlog in Nederland door. Na de oorlog hield Nederland vast aan de neutraliteitspolitiek. Er was sprake van inkrimping van het leger en beknibbeling op uitrusting en verzorging.

Geo-politieke en maatschappelijke ontwikkelingen (vnl. Europa)

In deze periode ontstond de luchtvaart. Imperialisme, de economische problemen en de rusteloze territoriale uitbreiding van de meeste Europese naties lagen ten grondslag aan de Eerste Wereldoorlog. De onderlinge spanning en wedijver was al geruime tijd aan het oplopen en het wachten was op de aanleiding voor de oorlog, de moord op aardshertog Ferdinand van Oostenrijk door een Bosnisch-Servische nationalist. De oorlog woedde van 28 juli 1914 tot 11 november 1918. Duitsland en Oostenrijk-Hongarije streden tegen de geallieerden Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland en (vanaf 1917) de VS. Er vielen ongeveer 9 miljoen doden. Uit angst dat de christelijke Armeniërs een verbond aangingen met de oprukkende Russen reageerde de Ottomaanse regering in 1915 met massadeportaties en volkerenmoord. Er kwamen ongeveer 1,5 miljoen Armeniërs om het leven. In 1918 Duitsland werd de republiek uitgeroepen en de Duitse keizer Wilhelm II vluchtte naar Nederland. In dat jaar heerste ook wereldwijd de Spaanse griep met in Nederland ca. 30.000 slachtoffers. Met de Russische revolutie kwam in 1917 een eind aan de heerschappij van de Russische tsaren. Lenin en Stalin veranderden Rusland in een communistische dictatuur waarin iedereen geheel ondergeschikt was aan de staat.  De Eerste Wereldoorlog werd in 1919 afgesloten met het Verdrag van Versailles waarin Duitsland werd veroordeeld tot het betalen van grote schadevergoedingen. Ook raakte Duitsland gebieden kwijt aan de nieuwe staat Polen. Er ontstonden meer nieuwe staten zoals Finland, Oostenrijk en Hongarije. Mustafa Kemal Ataturk riep in 1923 de republiek Turkije uit. In 1929 begon in Amerika een economische wereldcrisis waarin veel landen werden meegesleept. Er ontstond grote werkeloosheid en armoede. Vanaf 1933 ontwikkelde zich een opkomende dreiging vanuit Duitsland. De Nederlander Marinus van der Lubbe stak in 1933 in Berlijn de Rijksdag in brand waarmee hij een signaal wilde geven tot een opstand tegen Hitler's coalitieregering; hij werd ter doord veroordeeld. Van 1936 tot 1939 woedde de Spaanse burgeroorlog, met als eindresultaat de door Franco gevestigde dictatuur in Spanje. In 1937 bezette Japan grote delen van China waarmee de Tweede Wereldoorlog in Azië een aanvang nam. In 1939 won de SDAP van Hitler de verkiezingen voor het Duitse parlement. Veel Duitsers zagen in hem de sterke man die een eind kon maken aan de werkeloosheid  en wraak zou nemen voor het Verdrag van Versailles. Hij schafte de democratie af en bracht de racistische nazi-denkbeelden in de praktijk. Italië, Duitsland en Japan sloten in 1940 het Driemogendheden-pact waarmee zij een machtsblok vormden tegen "de rest van de wereld". 

Nationale en nationaal-maatschappelijke ontwikkelingen

Tijdens de Eerste wereldoorlog was Nederland neutraal. Wel was het leger vanaf 1914 gemobiliseerd om zonodig het eigen grondgebied te verdedigen. De invloed van de Eerste Wereldoorlog werd wel gevoeld: grote aantallen Belgische vluchtelingen moesten worden opgevangen (in vnl. tentenkampen), de werkeloosheid groeide als gevolg van de teruggelopen internationale handel en veel koopvaardijschepen werden getorpedeerd. Voedsel werd schaars en ging op de bon. Op 9 november 1918 brak in Duitsland een revolutie uit. De keizer trad af en vluchtte naar Nederland. Troelstra (SDAP) veronderstelde dat Nederland ook rijp was voor een socialistischre revolutie. Het tegendeel bleek waar: de Nederlanders hechtten aan de bestaande orde en aan het koningshuis (Koningin Wilhelmina). Tussen 1925 en 1929 was er sprake van een behoorlijke bloeiperiode. Na de beurskrach van 1929 verslechterde de situatie snel en de overheid werd gedwongen een fors aantal steunmaatregelen te treffen voor noodlijdende bedrijfstakken (landbouw, visserij, scheepvaart en industrie). Aan de verkiezingen in 1933 namen 54 partijen deel, een illustratie van de grote verdeeldheid onder de bevolking. De werkeloosheid bereikte in 1935 een recordhoogte van 30% van de beroepsbevolking. De sociale en maatschappelijke gevolgen van de wereldcrisis bleken echter niet oplosbaar. Het leven was voor velen armoedig, uitzichtloos  en zwaar.  Ondanks dat was er in die periode tot aan de tweede wereldoorlog sprake van een relatieve politieke en sociale stabiliteit. Anders dan in Duitsland (Hitler) en Italië (Mussolini) bleek de voedingsbodem voor het Nationaal Socialisme/NSB in Nederland (Anton Mussert) erg mager. De NSB behaalde in 1935 slechts 7,9 % van de uitgebrachte stemmen en in de periode daarna kalfde dit aantal steeds verder af. De samenleving bestond in die periode uit een zeer kleine rijke toplaag, een kleine middenklasse en grote arme benedenlaag.  Het was heel moeilijk hogerop te klimmen. M.n. het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog was voor de Nederlanders een zwaar jaar. Aan alles was gebrek, levensmiddelen, brandstof en kleding waren op de bon en de prijzen stegen. Veel tussenpersonen probeerden snel rijk te worden aan de schaarste. Naast bittere armoede stond glanzende luxe. Deze verscherping van maatschappelijke tegenstellingen was een rijke voedingsbodem voor revolutionaire gevoelens en propaganda. Corruptie vierde hoogtij. Tijdens de watersnoodramp in 1916 braken de dijken van de Zuiderzee door. De ramp leidt tot dijkverzwaringenen uiteindelijk tot de afsluiting van de Zuiderzee door de afsluitdijk. Bij de grondwetswijziging van 1917 kwam er algemeen kiesrecht voor mannen. Twee jaar later kregen ook de vrouwen kiesrecht. Het anti-militairisme was door de schokkende gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog gegroeid. Vanaf 1919 werd een aantal sociale hervormingen doorgevoerd. De 8-urige werkdag werd ingevoerd en er kwam een invaliditeits- en ouderdomswet tot stand die uitging van een verplichte verzekering van alle loontrekkenden. De volksgezondheid werd bevorderd en de sociale woningbouw werd met overheidssteun krachtiger aangepakt. Het ging in de jaren na de Eerste Wereldoorlog eerder slechter dan beter met de economie, waardoor er te weinig geld was om alle sociale vernieuwingsplannen uit te kunnen voeren. De Olympische Zomerspelen werden in 1928 in Amsterdam gehouden. In 1929 werd Nederland meegesleept in de economische wereldcrisis. Op het dieptepunt (1936) waren er in Nederland bijna 500.000 werkelozen. In deze periode ontstond de Nationale Socialistische Beweging (NSB). Ondanks alles was er in die periode sprake van een relatief stabiele sociale en politieke stabiliteit. De overheidsinvloed op de maatschappij nam toe. Er was ook sprake van een sterke verzuiling. De samenleving was opgedeeld in levensbeschouwelijke blokken (katholieke, protestantse, socialistische en liberale "zuilen"). Het communisme en socialisme werden, mede als gevolg van de ontwikkelingen in Duitsland en de initiatieven van Troelstra,  in Nederland meer gewantrouwd dan het extremisme van rechts.  De Bijzondere Vrijwillige Landstorm (eenheden van militair geoefende vrijwilligers) werd uitgebreid en de Centrale Inlichtingendienst werd in het leven geroepen.  

Technologische ontwikkelingen

In de aanloop naar en tijdens de Eerste Wereldoorlog was een aantal technologische ontwikkelingen aan de orde die het verloop van de oorlog in forse mate hebben bepaald. Met vlammenwerpers kon de tegenstander worden gedood maar bleven de bunkers van de vijand in tact en konden worden "hergebruikt". De lichtspoorkogel werd uitgevonden evenals de dieptebom tegen de onderzeeboten en de hydrofoon waarmee onderzeeboten konden worden gedetecteerd. Het eerste vliegdekschip werd ontwikkeld waarop vliegtuigen niet alleen konden starten maar ook bij terugkeer weer konden landen. In 1916 werd de eerste tank ingezet. De toepassing van gifgas bepaalde in hoge mate het beeld dat bestaat van de oorlogvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook al was het daadwerkelijk aantal slachtoffers van gifgas minder dan vaak wordt aangenomen. Het totale aantal doden door gifgas wordt geschat op ca. 100.00 (ten opzichte van een totaal aantal slchtoffers van 9 miljoen). Het waren vooral de gevolgen op het psychologische en mentale vlak, de ontwikkeling van beschermende kleding en gasmasker ten spijt, die effect sorteerden. Albert Einstein ontwikkelde in 1915 zijn algemene relativiteitstheorie. In 1918 werd het Panamakanaal geopend. Insuline werd ontwikkeld in 1920. In de periode na de Eerste Wereldoorlog werd vanaf 1923 het concept ontwikkeld voor de luchthavenbouw met verharde start- en landingsbanen. Charles Lindbergh vloog in 1928 voor het eerst non-stop de Atlantische Oceaan over. De penicilline werd ontdekt in 1928. Vanaf 1930 kwam de chemische industrie sterk in opkomst geïllustreerd door de uitvindingen van PVC (1926), polystyreen (1930), perspex (1934), epoxyhars (1936), fiberglas (1938) en nylon (1938). Met de voltooing van de Afsluitdijk werd 1932 de Zuiderzee definitief het IJsselmeer. In 1938 slaagde de Duitse natuurkundige Hahn er voor het eerst in atomen te splijten, waarmee hij de grondslag legde voor de ontwikkeling van kernenergie (en kernwapens). In datzelfde jaar werd de eerste computer gebouwd door Konrad Zuse.         

Ontwikkelingen Ministerie van Oorlog, Marine c.q. Defensie

In 1913 werd als onderdeel van de Genie de Luchtvaart Afdeeling (LVA) van het leger opgericht als voorloper van de Koninklijke Luchtmacht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland neutraal maar het leger werd gemobiliseerd vanaf augustus 1914. De landsverdediging stelde lange tijd weinig voor. Leger, Marine en Luchtmacht waren slecht uitgerust, veel van het wapentuig stamde nog uit de vorige eeuw en het moreel en de geoefendheid van de troepen liet veel te wensen over. De regering had de defensie-uitgaven na de Eerste Wereldoorlog teruggebracht van 207 naar 100 miljoen gulden. In brede kring verwachtte men dat het na de Eerste Wereldoorlog nooit meer tot zo'n slachting zou komen en áls er toch een grote oorlog zou uitbreken zou Nederland net als in 1914-1918 de "neutrale kaart" spelen. Daarnaast werd de medewerking aan de wereldvrede door de in 1919 opgerichte Volkenbond als middel beschouwd om (ook) de nationale veiligheid te verzekeren. Het Internationale Hof van Justitie van de Volkenbond werd in Den Haag ondergebracht. De behandeling van de Vlootwet in 1923 t.b.v. de modernisering van de vloot was een illustratie van de manier waarop men over defensie-uitgaven dacht: In een tijd waarin belangrijke sociale hervormingen werden teruggedraaid was het, zo vond men, niet verkoopbaar dat zulke grote bedragen aan defensie werden besteed. Het wetsvoorstel werd dan ook verworpen. Vanaf 1936 namen de defensie-uitgaven weer toe. De Nederlandse regering werd door de ontwikkelingen in Duitsland steeds nerveuzer. Niet alleen veiligheidsaspecten speelden een rol, maar Duitsland was ook de belangrijkste handelpartner én er stond vanuit Duitsland nog een schuld open aan Nederland van vele miljoenen guldens. Nederland bleef voor handhaving van de neutraliteitspolitiek. De defensie-uitgaven stegen weliswaar maar die verhoging ging vrijwel geheel op aan het langer in dienst houden van dienstplichtigen. Er bleef een schreeuwend te kort aan wapens en munitie. Vanaf 1938 werd de dienstplicht verdubbeld, waardoor extra legeringsfaciliteiten nodig waren.  

De wijze van oorlogvoering

De Eerste Wereldoorlog was een omwenteling in de wijze van oorlogvoering. De verwoestende kracht van de moderne wapens, het vliegtuig, de tank, en het gifgas werden voor het eerst operationeel gebruikt. De ontwikkeling van de luchtvaart vergroeide al vanaf het prilste begin met militaire en staatsbelangen (m.n. ook waarnemening en spionage). Al in 1911 vond de eerste legeroefening plaats waarbij ook vliegtuigen werden ingezet.  Nieuwe tactisch concepten als elastische verdediging en de stoottroepentactiek deden hun intrede. Kenmerkend waren vooral de massaliteit, de jarenlange inzet van zeer grote legers en van grote hoeveelheden materieel met grote (ook economische en financiële) gevolgen voor zowel de oorlogvoerende als de neutrale landen.  Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog was sprake van daadwerkelijk in samenhang optredende onderdelen als luchtmacht, tanks, artillerie en infanterie. Door het Britse maritieme overwicht bleef de Duitse Marine gedurende het grootste deel van de Eerste Wereldoorlog werkeloos in de havens. Met de ontwikkeling van de duikboot werd door de Duitsers in eerste instantie successen geboekt tegen de onverdedigde geallieerde koopvaardijvloot. Met geallieerde tegenmaatregelen zoals het konvooi-systeem, dieptebommen en de inzet van vliegtuigen en luchtschepen werd dat tij gekeerd. De Hollandse Waterlinie en Grebbelinie werden door Nederland nog steeds beschouwd als de middelen waarmee een (Duitse) invasie zou kunnen worden bestreden. Op 10 mei 1940 bleek de Hollandse waterlinie echter achterhaald. De Duitse vliegtuigen hadden geen last van een inundatie...