1648-1713

Als grote mogendheid tegenover Frankrijk en Engeland

Tijdlijn militaire geschiedenis NIMH

De Republiek der Verenigde Nederlanden was in korte tijd het centrum van de wereldhandel geworden. De republiek had een groot handelsimperium in Azië en het Atlantisch gebied. De Nederlandse vloot ontpopte zich wereldwijd en was een krachtig instrument bij de verdediging van de nationale belangen. Het economisch succes van de republiek wekte de jalouzie op van de buurlanden. Zij werkten de scheepvaart en nijverheid van de Republiek meer en meer tegen. Dit leidde tot drie grote oorlogen met Engeland die op zee werden uitgevochten. Ook op land was de republiek in oorlog en wel met de bondgenoot van Engeland: Frankrijk.

Geo-politieke en maatschappelijke ontwikkelingen (vnl. Europa)

Op het Europese continent ontstond een gemeenschap van onafhankelijke staten die meestal in wiselende coalities hun belangen nastreefden. Hieraan lagen niet meer primair religieuze drijfveren aan ten grondslag maar de belangen van dynastiën. Oorlogen hadden meestal niet de totale vernietiging van de vijand tot doel maar was meer een uitputtingsslag tot het moment waarop een van de partijen de kosten van de oorlogvoering niet meer kon dragen. Een leger was een duur machtsmiddel, de recrutering was vooral gericht op beroepssoldaten die niet zelden afkomstig waren uit de laagste bevolkingsklasse, lijfeigenen en deserteurs uit andere legers. In 1651 nam Engeland de Akte van Navigatie aan die bepaalde dat alle handel en vervoer op zee door de Engelsen gedaan zou worden en kustvaart voor de Engelse kust verboden was. Nederland kreeg daarmee een gevoelige (economische en financiële) klap. In 1652 kwam daardoor Engeland in oorlog met de Republiek der Verenigde Provinciën. Deze Eerste Engelse oorlog eindigde in 1654 met de Vrede van Westminster. De Akte van Navigatie bleef echter van kracht. In 1661 werd een vredesverdrag gesloten tussen de Republiek der Nederlanden en Portugal. Daarbij werd afstand gedaan van de rechten op Brazilië en Portugal betaalde daarvoor 8 miljoen gulden aan de Republiek der Nederlanden. Vanaf 1661 regeerde Lodewijk XIV (de Zonnekoning) zijn gecentraliseerde staat Frankrijk. Hij hanteerde het principe van absolute onbeperkte macht, zonder overleg met het parlement. In 1665 verklaarde Engeland (opnieuw) de oorlog aan de Republiek der Nederlanden (Tweede Engelse oorlog). De Engelsen hadden diverse handelsposten van de West Indische Compagnie ingenomen, bijna alle forten op de Afrikaanse goudkust en ook Nieuw Amsterdam, dat zij omdoopten tot New York. De Vrede van Breda maakte in 1667 een eind aan de Tweede Engelse Oorlog: Engeland behield Nieuw Nederland (New York). De Republiek kreeg St. Eustatius en Saba terug en behield Suriname. In 1685 herriep Lodewijk XIV het Edict van Nantes waarin de rechten van de protestanten in Frankrijk waren vastgelegd. Hij deed dat om de Franse eenheid te bevorderen. Als gevolg hiervan vluchtten 50.000 protestanten onder meer naar Nederland. In 1689 werd stadhouder Willem II koning van Engeland (tot 1702). Hij bracht zijn bankiers en raadgevers mee naar Londen en voerde economische verbeteringen door. Vanaf dat moment begon Engeland steeds meer de Republiek der Nederlanden te overvleugelen. Op het vasteland werd Frankrijk steeds machtiger. Van 1702 tot 1713  voeren Frankrijk en een statencoalitie (Oostenrijk, Nederland en Engeland) de Spaanse successieoorlog om de macht in de Spaanse gebieden. Deze oorlog putte de Nederlandse overheidsfinanciën volledig uit. Aan de oorlog kwam in 1713 een einde met de Vrede van Utrecht. De Spaanse troon ging naar Filip V van Bourbon. De Zuidelijke Nederlanden kwamen in handen van de Oostenrijkse keizer en Engeland kreeg onder meer New Foundland, de Hudsonbaai-eilanden, Gibraltar en Menorca. De Republiek kreeg slechts Venlo, Stevensweert en een stuk van het ambacht Montfort. Opper-Gelre ging grotendeels naar Pruissen. Dit illustreerde de nieuwe machtsverhoudingen in Europa: Nederland was niet langer een grote Europese mogendheid.   

Nationale en nationaal-maatschappelijke ontwikkelingen

In 1648 maakte de Vrede van Munster een einde aan de 80-jarige oorlog met Spanje. Daarmee werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden formeel onafhankelijk. De zuidelijke Nederlanden bleven in Spaanse handen. Van 1650  tot 1672 was het eerste stadhouderloze tijdperk o.l.v. raadspensionaris Johan de Witt. In 1652 versloeg de Nederlandse vloot o.l.v. Tromp de Engelse vloot bij de Zeeslag bij Dungeness. De zeeslag bij Terheide in 1653 was een van de bloedigste uit de zeegeschiedenis. Er was geen echte winnaar maar de Engelsen waren gedwongen de blokkade van de Hollandse kust op te heffen. In 1654 werd Recife (Brazilië) door de Portugezen heroverd op de Nederlanders waarmee een eind kwam aan het Nederlands bestuur in Brazilië. In 1672 worden  Johan en Cornelis de Witt in Den Haag gelyncht. Willem III werd in 1672 koning-stadhouder tot aan zijn dood in 1702. Het jaar 1672 stond voor Nederland bekend als het Rampjaar (het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos) en daarmee begon de periode van neergang. Raadpensionaris Johan de Witt werd verantwoordelijk gesteld en samen met zijn broer gelyncht. Nederland zag zich genoodzaakt mee te gaan in een dure wapenwedloop die een behoorlijke financiële aderlating voor de staatskas met zich meebracht. De Nederlanden raakten in oorlog met Frankrijk en Engeland; niet eerder raakte de Republiek in oorlog met zo'n machtige vijandelijke coalitie. Lodewijk XIV trok met een leger van 110.000 man langs Maas en Rijn naar het oosten van de republiek. De Nederlandse verdediging stortte ineen. Bij de verdediging van Holland werd gebruik gemaakt van inundaties (het begin van de Hollandse waterlinie). Willem III werd benoemd tot opperbevelhebber. In 1674 maakte de Tweede Vrede van Westminster een einde aan de derde Engelse oorlog. Het betekende ook het einde van het bondgenootschap Engeland-Frankrijk. Met Frankrijk bleef de republiek nog in oorlog tot in 1678 de Vrede van Nijmegen werd getekend. In 1688 verklaarde Frankrijk verklaart opnieuw de oorlog aan de Republiek der Nederlanden. Willem II werd koning van Engeland en slaagde er in een grote Europese coalitie tegen Frankrijk te smeden. In 1697 werd met de Vrede van Rijswijk een eind gemaakt aan de 9-jarige oorlog met Frankrijk. 

Technologische ontwikkelingen

In 1666 ontdekte Newton de principes van de zwaartekracht, een ontdekking die in 1687 leidde tot zijn publicatie van de "Principia Mathematica" waarin de wetten van mechanica en zwaartekracht uiteen werden gezet. Hij was daarmee de grondlegger van de klassieke mechanica. Christiaan Huygens vond in 1657 het slingeruurwerk uit, het eerste werkelijk nauwkeurige instrument voor de tijdmeting. De natuurkundige Anthonie van Leeuwenhoek ontdekte in 1674 dankzij zijn sterke microscopen de protozoa (eencelligen) , de rode bloedlichaampjes , de bacteriën en de spermatozoïden. De eerste stoommachine zag het licht in 1709. 

Ontwikkelingen Ministerie van Oorlog, Marine c.q. Defensie

In 1654 werd een permanente Nederlandse Oorlogsvloot van 64 schepen geïntroduceerd.  In 1665 werd een "Regiment van de Marine" opgericht, de voorloper van het Korps Mariniers. De artillerie werd in 1677 opgericht: 6 compagniën met elk 175 man en in 1688 werd een landelijke fortificatiedienst opgericht die verantwoordelijk werd gesteld voor het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van vestingwerken. Menno van Coehoorn werd in 1695 directeur-generaal der fortificatiën en bouwde deze in korte tijd uit tot een hechte organisatie. In 1690 beschikte de republiek over en zeer groot leger (119.000 man) wat gepaard ging met hoge kosten.  Vanaf 1698 werden de versterkingen van Bergen op Zoom een belangrijk strategisch punt tegen een vijandelijke (Franse) opmars vanuit de zuidelijke Nederlanden. Ook veel andere steden werden door van Coehoorn van verdedigingswerken voorzien. 

De wijze van oorlogvoering

Met de introductie van de permanente ("staande") vloot in 1654 werd een eind gemaakt aan het gebruik koopvaarders in te huren voor oorlogsdoeleinden. Bij de verdediging van Holland tegen het leger van Lodewijk XIV werd teruggegrepen op een oud en beproefd verdedigingsmiddel: het inunderen (onder water zetten) van gebieden. Een nieuw type infanterist werd geïntroduceerd: de Grenadier. Hij was bewapend met een 20-tal granaten en fungeerde als granaatwerper. Het accent van de landsverdediging verschoof van de vestingstad naar de defensielinie. Steden hielpen mee met de inrichting van een collectieve vooruitgeschoven verdedigingslinie. Op de zwakke punten werden forten, batterijen (geschutstellingen) en andere verdedigingswerken aangelegd. Zo kon met minder middelen en manschappen een groter gebied effectief voor de vijand worden afgegrendeld. Nieuwe forten hadden bastions die ver uit de aarden wallen staken zodat de verdedigers een vrij schootsveld hadden en de stadsmuren moeilijk konden worden benaderd door de aanvallers, terwijl de bastions ook konden dienen als basis voor de (tegen-)aanval. Beleggers van de forten en steden ontwikkelden nieuwe technieken zoals het graven van zigzaggende loopgraven naar de stadmuren om dekking te houden terwijl de stad of het fort met mortieren werd beschoten. Bij de inval van de Fransen in 1672 werd deze aanpak voor het eerst uitgeprobeerd: met hoge spoed werd tussen de Zuiderzee en de Merwede een linie van onder water staande landerijen gecrëerd. Het uitgangspunt was dat het water te diep moest zijn om eenvoudig doorheen te waden en te ondiep voor bootjes. Daarnaast zoog de drassige bodem zich vast aan soldatenlaarzen en de wielen van voertuigen.  De succesvol gebleken linie kreeg later een meer permanent karakter én een naam: de (Oude) Hollandse Waterlinie.