De geniereservist

Basis
Op 4 oktober 1893 werd met door de Minister van Oorlog besloten tot de vorming van reservekader (officieren en onderofficieren). De belangrijkste redenen waren destijds de beperkte omvang en capaciteit van het leger, dat bestond uit beroeps (onder-)officieren en dienstplichtigen (miliciens), én de behoefte aan versterking van de band tussen leger en samenleving. Deze redenen zijn ook nu de belangrijkste fundamenten onder de (groeiende) aanwezigheid van reservisten in de krijgsmacht. In oorlogstijd zouden destijds de reservisten die vrijwillig een opleiding tot officier of onderofficier hadden gevolgd, een groot deel van het kader in het gemobiliseerde leger vormen. Het beroepskader zou vooral actief blijven bij de opleidingen en in de hogere rangen.

Opstap voor de KMA
Bij het uitvoeren van het besluit van 1893 was de genie een relatieve laatbloeier; pas in 1927 opende de School voor Verlofsofficieren Genie haar deuren (vanaf eind 1927 de School voor Reserveofficieren Genie).  De school fungeerde ook als voorportaal voor de Koninklijke Militaire Academie (KMA), de opleiding voor beroepsofficieren.

Geoefendheid en cohesie
Toen de Nederlandse krijgsmacht in 1939 mobiliseerde was zo’n 80 % van de luitenants en kapiteins reservist. Tijdens de meidagen van 1940 bleken ook de nadelen van het reservekader. De ‘parttime- militairen’ hadden weinig geoefend. Bovendien zagen veel commandanten hun eenheid voor de eerste keer met de nodige gevolgen voor de groepscohesie. Ondanks de genoemde nadelen bleef het systeem na afloop van de Tweede Wereldoorlog nagenoeg gelijk; dienstplichtigen kozen ervoor, nadat ze daarvoor waren geselecteerd, reserveofficier te worden, om in oorlogstijd en tijdens oefeningen de kleinere eenheden te leiden en talloze staffuncties te bezetten.

Einde Koude Oorlog
Na de val van de Berlijnse Muur verdween de noodzaak van een omvangrijke krijgsmacht met vooral dienstplichtigen.  Op 1 mei 1997 werd de opkomstplicht voor dienstplichtigen ‘bevroren’ en daarmee veranderde de omvang en aard van het reservistenbestand. De dienstplicht bestaat overigens nog steeds. De Nederlandse krijgsmacht veranderde in een expeditionair beroepsleger met internationale crisisbeheersingsoperaties als een van de hoofdtaken.

Veranderende behoefte
In de missiegebieden was, zeker tijdens de wederopbouwfase, behoefte aan (genie-)expertise op het gebied van onder meer civiele bouwtechniek, weg- en waterbouw, energie- en (drink)watervoorzieningen en milieu. Het beroepskader was daarvoor niet altijd beschikbaar. Ook beschikten reservisten op specifieke vakgebieden over meer kennis en ervaring; de Reservist Specifieke Deskundigheid (RSD) was geboren. De reserve luitenant-kolonels de Genie Arie Hooimeijer en Arie de Koning baanden met hun Netherlands Engineer Support Team (NEST) initiatief mede de weg naar de ontwikkeling en inbedding van CIMIC (Civiel Militaire Samenwerking)-reservisten in de Nederlandse krijgsmacht; zowel gericht op crisisbeheersingsoperaties in het buitenland als in ons Koninkrijk.

1 Civiel Militair Interactie Commando (1 CIM Co)
Alle RSD’ers zijn sinds 2013 ondergebracht in het 1 Civiel Militair Interactie Commando en naar specialisme onderverdeeld in zes netwerken. Het Netwerk Infrastructuur telt circa 75 geniereservisten, voor het merendeel officieren. Er zijn naast de RSD’ers van het Netwerk Infrastructuur overigens ook plaatsen voor reservisten ingeruimd bij de operationele genie-eenheden.

Adaptieve genie
Ten slotte nog een enkel woord over de adaptieve genie. Na alle bezuinigingen van de afgelopen jaren was het voor de genie nauwelijks (of eigenlijk niet meer) mogelijk alle kennis, kunde en middelen in eigen huis te hebben. Dat zou overigens ook niet meer de meest efficiënte en effectieve constructie zijn. Het totale infra-speelveld is daarvoor veel te complex geworden. Daarnaast schoot geniecapaciteit, vooral als er tegelijkertijd meerdere operaties liepen, al snel te kort. Om die reden is samenwerking gezocht met civiele infrapartners. Zo zijn gemilitariseerde machinisten van bouwmachines mét materieel van de infrapartner firma Snijder B.V. samen met machinisten van 101 Geniebataljon succesvol ingezet bij de bouw van een basis voor de enhanced Forward Presence (eFP) in Cincu, Roemenië. Militaire genisten zijn op hun beurt op basis van een stagecontract onder de vleugels van een civiele aannemer ingezet bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden op een kazerne; een win-win situatie!


Structurele integratie tussen de genie en civiele partners tijdens 1 (NLD) GNTT BGFP ROU 2022 te Cincu, Roemenië.